Ondanks onze ruime vertrektijd zijn we door de vele autobahn-files pas om half 1 ‘s nachts op de camping. Shit. De campinghond slaat aan en ook gaat er constant een piepend alarm af. Toch wordt er een poortje voor ons open gedaan en kunnen we naar binnen. Blij met het teken van genade zetten we in het pikkedonker op een willekeurig (lees: het eerste) veldje direct onze tent op en gaan plat.
We zitten op “Campingplatz Naturfreund” en zijn al 10 uur geleden met 6 kajaks uit Groningen vertrokken. Ons doel is om een trektochtje van een dag of vijf te houden in het prachtige merengebied van National Park Müritz. De eerste camping die we pakken staat dan ook op een perfecte plek aan het water. Alleen kunnen we in het donker daar niks van opmerken.
In de ochtend blijken we in een compleet andere wereld te zijn terechtgekomen. Enorme groene bomen, een helder blauw meer en een stralend zonnetje verwelkomen ons. Omdat de tochtleiders de auto’s nog even weg moeten zetten duik ik nog even het water in. Met duikbril op zit ik zo tussen de vissen. Want vis zit er veel… Erg veel. Je kan bijna de vis uit het water opscheppen. Regelmatig springt er een visje op uit het water. Iets wat ik de komende dagen regelmatig zal zijn. Wat een verademing ten opzichte van de dode riviertjes in Nederland!
Eenmaal in de kajak steken we het eerste meertje over. De oevers zijn dichtbebost en hebben vaak slechts enkele meters riet voor zich. We volgen de Havel: een klein riviertje wat uiteindelijk naar Berlijn stroomt via een ontzettende wirwar aan meertjes – en tegenwoordig ook door mensen gemaakte passages. Al snel moet er een hoogteverschil bedwongen worden. Terwijl naast ons de Havel vrolijk naar beneden stroomt pakken wij over 750 meter een kanotrolley. Deze oersterke karretjes uit de Sovjet-tijd zijn oud maar doen dienst bij vrijwel alle overdraagplekken. Zo is hier een ringvormig spoor aangelegd om van hoog naar laag te komen.
Al snel blijkt: dat kanokarretje is met een bepakte kano niet alleen enorm handig maar ook enorm leuk. Je kan meerennen terwijl je kano naar beneden sjeest.
Na een korte pauze vervolgen onze weg door het natuurgebied. Sommige meren zijn afgesloten, en op anderen moeten we een pad van een reeks boeien volgen. Het water is helder en je ziet gemakkelijk op een meter of 2 diep de vissen nog zwemmen. We komen die eerste dag over een stuk of acht, negen meertjes. We passeren een visrokerij en een toeristisch dorpje, en eindigen onze eerste dagtocht met een oversteek bij een grotere sluis. Ook hier is weer een kanokarretje en deze loopt door tot in het water. Je vaart je kano erop en trekt dan het karretje uit het water. Aan de overkant laat je het karretje het water inzakken en zodoende vaar je met je kano verder het meer op. Tijdens het instappen spot ik nog een ringslang die door het water glijdt.
Onze tweede nacht spenderen we aan een groot meer. Enorm veel muggen maken ons hier het leven zuur. De overige bewoners van de camping zijn voornamelijk te vinden in grote witte caravans, die meestal met de rug naar de overige gasten staan al dan niet op een seizoensplek. Wij zijn de enige tentkampeerders.
Op de tweede vaardag is het weer wat grauwer. Er staat een mild windje op het meer en dat maakt varen toch ook wat leuker. Op de een of andere manier vaar ik dan toch voor mijn gevoel sneller, zelf. Als we het meer eenmaal over zijn komen we weer op een stukje kanaal. Daarna een stukje meer. Daarna kanaal. Meer. Om de sleur te breken schieten wij na een sluis een rustplekje op. Hier zijn duidelijk veel vaker mensen geweest, maar niet ver in het moeras treffen we ook een schedel van een zwijn of varkentje aan. Mogelijk heeft iemand hier de eigenaar geroosterd boven het vuur. Vanaf die rustplek gaan we een zijriviertje van de Havel in, de zogenaamde Schwaanhavel.
De Schwaanhavel is in één woord fantastisch. Je vaart onder de struiken en de bossen door en een aantal keren onder omgevallen bomen. Het licht filtert door het bladendek en je hoort gewoon non-stop vogels. Soms is het water erg ondiep: mijn diepbeladen Selkie trekt het water van de kanten en een enkele keer kom ik vast te zitten. Niet zeuren, had ik maar wat moeten afvallen van de winter. Jammer genoeg is het maar een stukje van vier kilometer – het duurt niet lang we weer op een meer terechtkomen. We keren om en volgen de Schwaanhavel dan maar in omgekeerde richting. Een van onze groep spot hier ook een ringslang.
Tot niemands verassing komen we die middag uiteindelijk aan op een groot meer, de Drewensee. Hier kunnen we even wat spelen met de matige wind. Door de heuvels komt de wind op verschillende stukken van het meer van voren of van zij en duwt de groep een beetje uit elkaar. Geeft niet, aan het einde van een tocht hebben we ook wel behoefte aan ruimte.
Helemaal aan het einde van het langgerekte meer staat onze naturcamping. Bij aankomst ontvouwt er enig onderhandelen en casual geflirt tussen onze “Finanzminister” met de eigenaresse van de zaak. Voor een rijtje stacaravans krijgen wij een plekje toegewezen. Maar… het weer betrekt en in de verte begint het te onweren. Al snel beginnen andere kanokampeerders binnen te druppelen, al dan niet jolig met bier. Overlast van de onweersbui hebben we niet die nacht, maar wel wordt de nachtrust beperkt door het dronken geklets.
Vroeg in de volgende ochtend vervolgen we onze reis. Het is weer grauw maar er is redelijk wat volk op het water. We leggen aan bij een jachthaven om even wat inkopen te doen, broodjes- en na voorbeeld van onze medekampeerders van de vorige dag – halve liters goedkoop bier.
Na een drukke sluis komen we aan op een wijd meerenlandschap. Hier drijft, tot onze verbazing, een ijs/bratwurst/bierverkoper. Die keuze was snel gemaakt en we scoren allemaal een ijsje. De G voor GKV staat vandaag voor ‘Gezellige’.
We komen nog langs een klein gehuchtje genaamd Kleinzerlang en gaan uit onze kampeerkajaks. Het dorpje heeft een enkele dorpsstraat met een mooi kerkje. Iemand had ons getipt dat tegenover de kerk nog een bakker zou zitten. Vers brood, dat klinkt goed. De kleine bakker heeft niet veel: een paar broden. Een enkel witbrood, een enkel bruinbrood. Wat eieren.
We kopen bijna allemaal wat. En man, wat zal me dat witbrood later die avond prima smaken bij de soep.
Eenmaal terug moeten we door een sluis. De sluis zelf is volledig op de zelfbediening maar vanwege de drukte is er een sluiswachter, vermoedelijk van de bootjesverhuurder iets verderop. Over het mandaat valt dus te twijfelen, maar de beste man stuurt ons terug omdat met de huurboten de sluis al snel vol zit. Wij mogen dan maar een half uurtje wachten. Bij tweede poging mogen we wel tussen de bootjes liggen (zoals in elke andere sluis) en hebben we het slechts lichtelijk aan de stok met de sluiswachter die wil dat we op het groene lampje van de zelfbedieningssluis wachten. Voordat ook maar iemand aanstalten gemaakt had om dat niet te doen.
Tegen etenstijd komen we aan op onze camping. Deze keer is het een gezellige familiecamping die een stuk meer in de richting van een ‘Nederlands’ natuurkampeerterrein zit. Mensen zijn gezellig, zitten door elkaar heen, er zijn honden, kinderen zwemmen en je kijkt er lekker over het meer heen. Letterlijk het enige minpuntje zijn de muggen van het kaliber Schotland die hier zitten maar ach, een Nederlander moet altijd ergens over zeiken. Het zijn er in ieder geval niet zo veel.
De volgende ochtend begint met wat mist op het water. Ik splits me af van de groep en ga even een half uurtje het moeras ontdekken. De rest moet toch door de sluis, die haal ik wel weer in denk ik naïef. Het moerasje wat ik in ga voelt ongerept en ik vaar tot ik echt niet meer door kan. Om me heen is het een en al groene weelde. Een otter past er prima bij in het plaatje.
In de vijf kilometer naar de sluis probeer ik de rest nog in te halen, maar ik vis net achter het net: de sluis schut net de groep. Ik moet wachten.
Dit is dezelfde sluis als eerder maar met een andere sluiswachter. De man blaast me toe dat ik de bootjes voor moet laten. Prima. Ik vertel hem dat ik bij de rest hoor maar dat mijn Duits niet het beste is. Hij wuift het weg en keert me de rug toe. Ok, maar je hebt me tenminste verstaan.
De sluis gaat eindelijk open en bootje 1, 2 en 3 gaan erin. De sluiswachter komt mij nog even de wacht aanzeggen, en ik blijf keurig wachten. Bootje 4 wil ook nog de sluis in en nog steeds heb ik nog geen teken van de sluiswachter. Bootje nummer 4 heeft echter niet de beste kapitein en ramt een van de pijlers aan de zijkant van de sluis. In de consternatie die ontstaat glip ik de sluis in, onder de kade en onder het zicht van de sluiswachter. Terwijl bootje 4 dwars ligt aan het einde van de sluis begin ik een vrolijk praatje met de eigenaresse van bootje 1 die me vrolijk uitnodigt om naast haar in de sluis te gaan liggen, totdat de sluiswachter mij opmerkt. “WAT DOET DIE KAJAKKER HIER, DIE MOET NAAR ACHTEREN!” briest de beste man. De dame van bootje 1 deelt hem kalm mede dat ze me heeft verteld om zover te varen en dat er geen probleem is met de hele situatie. Wat is het probleem? Nou, die kajakkers wachten nóóit tot het lichtje op groen is voordat ze uitvaren en mogen dus niet vooraan in de sluis. Drama drama drama. Zodra het lichtje op groen staat krijg ik een seintje van de aardige bootmevrouw en spuit ik uit de sluis. Zo vrij als een vogel sluit ik me weer bij de groep aan.
De rest van de dagtocht gaat door het toeristische deel van het National Park. Op een gegeven moment tel ik zo’n 40 kajaks voor ons op een van de meren. Een enorm aantal als je kijkt naar wat een gemiddelde kanoclub aan leden trekt! De Duitsers peddelen vrijwel uitsluitend huurkano’s en huurkajaks. Je ziet veelal oudere vouwkano’s van zeil en hout en dikke plastic tweepersoonsboten van het merk Prijon. Niet iedereen in onze groep voelt er evenveel om in die menigte te varen.
We splitsen ons op in twee groepjes om nog even een extra lusje te maken terwijl de andere groep direct richting sluis koerst. De meertjes hier zijn wijds en ondanks de huurbootjes best rustig.
Er zijn een aantal rustpunten en een enkele nudistencamping die aan de oever aan ons voorbij gaan. Na een tijdje komen we aan bij een stuw en watermolen aan waar het verplicht overdragen is. Het ziet hier echter druk van de mensen. Roeiers, kanoërs, een enkeling die net als ons in een zeekajak zit. De horecastand is goed vertegenwoordigd. Een van mijn medevaarders merkt op dat dit allemaal nieuw is. De camping met kanoverhuur, de Biergarten en het restaurant aan de oever stonden er de vorige keer nog niet.
We zijn nog steeds vrij vroeg als we bij onze laatste camping aankomen. Dit is ook een natuurcamping, maar het voelt meer alsof we rondlopen op een soort van kano-versie van Terschelling. Veel feestjes, veel muziek, veel bier en veel vuurtjes. Het veld staat vol met dikke campers en caravans al dan niet met eveneens dikke auto.
Voor het slapengaan vaar ik nog een rondje op het meer voor de camping. Het meer is absoluut vlak en de ondergaande zon maakt het schouwspel compleet. Nu even geen feestjes om me heen, maar vage vogelgeluiden en geritsel. Bizar hoe druk het hier overdag was.
De volgende zonsopkomst is ook on signaal om op te staan. Het feesten is de hele nacht doorgegaan en niet iedereen heeft even goed kunnen tukken. We stappen ook, sommigen nog brak, rond kwart over 7 in de boot. De camping is stil en we glijden zonder iemand te zien over het water.
Al snel zien we een grote vreemde vogel tussen het riet. In plaats van weg te vliegen zoals menig reiger doet, waggelt dit beestje een beetje onhandig door het moeras en verdwijnt hij in de wildernis. Kraanvogel? Ja, kraanvogel. Had ik nu maar mijn spiegelreflex mee. In Nederland komen deze vogels zeldzaam voor.
Zo vroeg op de ochtend zie je veel meer. We komen onderweg een aantal keer een grote roofvogels tegen die niet een enkele keer een prooi in de steek moeten laten. Mijn vogelkennis schiet me tekort om deze beestjes te determineren. Het doet echter wel wat met je, zo’n vliegend gevaarte. Ook zien we veel bonte kraaien. Deze kraaien hebben een soort van grijze bontkraag achter en lijken zich vooral met vis te voeden.
Langzamerhand wordt het drukker en verschijnen er wat jachtjes op het water. We trekken langs het kasteel van Mirow maar kunnen niet veel zien vanaf het meer. Voor vandaag was eerder nog windkracht 5 voorspeld; wanneer wij over het meer glijden is daar echter niks van te merken.
Al snel komen wij bij ons uitstappunt, waar het een drukke bedoeling is van busjes met kanotrailers voor de huurbootjes die terug moeten worden gebracht. We mogen de steiger en het zandpad gebruiken van de kanoverhuur als we ook even wat te drinken of een ijsje bij ze scoren: ze willen graag wat extra klandizie. We hebben er zo’n 110 a 120 kilometer opzitten, dus dat ijsje smaakt ons bijzonder goed.
Janny 12 juni 2018
Wat geweldig mooi geschreven! Mooi om zo betrokken te worden door het lezen, het verhaal boeit me van het begin tot het einde en de foto’s zijn een genot om naar te kijken!
Harm 15 juni 2018
Hey Jeffrey, mooi geschreven heerlijk om te lezen en mooie foto’s.
Kan zo in de nieuwsbrief……
Ps op Terschelling kan het ook heerlijk rustig en stil zijn ?
Groet harm
Tineke 8 augustus 2018
Eerst het verhaal van noord Nederland gelezen. Maar ook deze is erg leuk geschreven. Hopelijk maak je nog vele verhalen van jou vaaractiviteiten.
Leo 24 juli 2019
WoW wat een mooie tocht, je verslag nodigt uit om dit ook een keer te gaan doen